Gemeente Amsterdam

Commissie Omgevingskwaliteit De Schoonheid van Amsterdam

Prinsengracht

WAARDERINGSKAART BESCHERMD STADSGEZICHT CENTRUM

In het centrum van Amsterdam vormen stedenbouwkundige structuur, bebouwing en publieke ruimten samen één van de mooiste, grootste en best bewaarde historische binnensteden van Europa. De binnenstad is van zeer grote cultuurhistorische waarde en daarom aangewezen als beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet. Zowel het ruimtelijk beleid als het welstandsbeleid zijn gericht op de instandhouding van de aanwezige waarden. In de context van het beschermd gezicht passen omzichtigheid en terughoudendheid. Bouwinitiatieven moeten zich voegen naar de bestaande, historisch gegroeide structuur en architectuur van de binnenstad en mogen die niet verstoren. Dit houdt ook in dat het beleid aanstuurt op behoud, herstel en restauratie; voor nieuwbouw zijn slechts incidenteel mogelijkheden.

De Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht Centrum vat het beschermde stadsgezicht binnen de grenzen van de Amsterdamse binnenstad samen. Dit gebeurt in zogenoemde ordes, waarbij getrapt uitgangspunten voor bouwactiviteiten worden gegeven.

Recentelijk is de behoefte ontstaan om ook de bouwwerken uit de Wederopbouwperiode in kaart te brengen en te waarderen volgens het ordesysteem. De bouwkunst uit deze periode heeft inmiddels een leeftijd bereikt van 40-70 jaar. Hierdoor bestaat er voldoende afstand voor beoordeling in aansluiting op de landelijke trend.

Stadsdeel Centrum heeft de waarderingen opgenomen in de verbeelding (kaart) behorend bij het bestemmingsplan. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan worden voortaan panden uit de periode 1940- 1970 dus ook van een ordewaardering voorzien.

Voorts is er een catalogus opgesteld, getiteld ‘1940-1970. Wederopbouwpanden in de binnenstad gewaardeerd’. Aanvulling op de waarderingskaart beschermd stadsgezicht stadsdeel Centrum.” In deze catalogus zijn de waarderingen van de wederopbouwpanden gelegen in de bestemmingsplangebieden voor de Zuidelijke en Westelijke Binnenstad en in bestemmingsplan Postcodegebied 1012 opgenomen. Ook is de karakteristiek per pand omschreven. Het geeft daarmee een goed beeld van de hoeveelheid en soort panden uit de periode 1940-1970. De catalogus is bedoeld als handreiking voor de CRK.

Qua volume worden drie hoofdtypen onderscheiden: ten eerste het kleinschalig bouwwerk dat zich voegt in de straatwand. Hiervoor kunnen de reguliere criteria voor het stadshuis gebruikt worden. Een tweede type is het grote kolossale, vaak monofunctionele gebouw, dat een stempel drukt op het stadsbeeld, maar waarvan de stedenbouwkundige inpassing vaak botst met het historische stadsbeeld. Een derde type is de tussenmaat, waarbij er wel sprake is van schaalvergroting, maar niet van kolossale bouwwerken. Voor laatstgenoemde twee typen zijn de reguliere criteria van het stadshuis niet passend en wordt uitgegaan van maatwerk, waarbij de karakteristiek als uitgangspunt dient bij een eventueel transformatieproces.


Criteria ordepanden Beschermd Stadsgezicht Centrum

De architectonische kwaliteit van de bebouwing wordt in opklimmende waardering aangegeven met orde 3, orde 2 en orde 1.

Deze ordes worden als volgt gedefinieerd:

  • Orde 3

 

Dit zijn bouwwerken van vóór 1940, die wat schaal en detaillering betreft, passen in de gevelwand, maar geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.

Binnen de orde 3 panden is sprake van grote kwaliteitsverschillen. Op basis van een kwaliteitstoets wordt bepaald of sprake is van panden met cultuurhistorische, bouwhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarden. Wanneer dat het geval is, is behoud het uitgangspunt. Het kwaliteitsniveau van deze genoemde waarden bepaalt of sloop/nieuwbouw mogelijk is. Bij verbouwing is behoud en herstel van de oorspronkelijke gevelelementen uitgangspunt. Hierbij zijn veranderingen in materiaal, maatvoering en detaillering toegestaan, mits deze de oorspronkelijke karakteristiek van het gebouw niet verstoren.

Van orde 3 zijn tevens panden uit de periode tussen 1940 en 1970 die in cultuurhistorisch, architectuurhistorisch of, in zeldzame gevallen, stedenbouwkundig opzicht een positieve bijdrage leveren aan de beeldkwaliteit of op andere wijze een positieve betekenis hebben voor de stad.

  • Orde 2

 

Dit zijn bouwwerken van vóór 1940, die vanwege hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Uitgangspunt bij orde 2 panden is behoud/restauratie.

Bij verbouwing dient te worden uitgegaan van een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap. Oorspronkelijke gevelelementen dienen te worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. Hierbij is gebruik van niet-authentieke materialen toegestaan, mits deze visueel volledig overeenkomen met de oorspronkelijke vorm, kleur en detaillering. In afwijking hiervan mag de eerste bouwlaag van straten die als winkellint (plus) zijn omschreven, afwijkend worden vormgegeven, mits de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van de winkelpui niet wordt verstoord. Wanneer de bouwkundige staat zo slecht is dat de kap en de straatgevels in de oorspronkelijke staat niet meer te handhaven zijn, dan is het mogelijk om onder nadere voorwaarden tot herbouw over te gaan. De straatgevels en de dakvorm moeten dan naar het origineel worden teruggebouwd, waarbij oorspronkelijke gevelelementen zoveel mogelijk dienen te worden gehandhaafd en/of hersteld. Van orde 2 zijn tevens panden van na 1940, maar voor 1970 van zeer bijzondere cultuurhistorische, architectuurhistorische of in zeldzame gevallen stedenbouwkundige betekenis.

  • Orde 1

 

Dit zijn rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met een vergelijkbare cultuurhistorische waarde. Uitgangspunt bij orde 1 panden is behoud/restauratie.

Ensembles en seriebouw

Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende panden moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van de gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke panden zo te gebeuren dat de samenhang in het ensemble op geen enkele wijze wordt verstoord. Bij ensembles en seriebouw waar de samenhang door eerdere verbouwingen of kozijnvernieuwing is aangetast, dienen bouwinitiatieven bij te dragen aan herstel van de samenhang.

Bij orde 3 seriebouw, is het uitgangspunt dat voor sloop van panden die een onderdeel uitmaken van de serie een sloop- en/of bouwvergunning kan worden verleend, mits de kwaliteitstoets dit uitwijst en mits de eenheid van de serie niet in onevenredige mate wordt aangetast. Meer gedetailleerde regelgeving is opgenomen in de welstandsnota onder de specifieke categorie Ensembles en seriebouw.

Te vervangen gebouwen en te bebouwen gaten
Dit zijn gebouwen die in architectonische zin geen enkele bijdrage aan het stadsbeeld leveren en niet passen in de gevelwand. Vaak gaat het om gebouwen waar grote delen van zijn verdwenen (zoals onderstukken).

Nieuwbouw
Bebouwing van na 1970 is niet met een orde gewaardeerd. Voor deze bouwwerken zijn in het kader van de ordewaarderingssystematiek geen bijzondere regels opgenomen. Wel geldt voor elk nieuwbouwplan dat deze de karakteristiek van het stadsbeeld niet onevenredig mag aantasten en de gevel een duidelijke indeling van plint, gevelvlak en beëindiging dient te bevatten. Voor nieuwbouw en transformatie zijn in de welstandsnota richtlijnen opgenomen.

Verbouwingen
Bij verbouwingen dient respect voor het bestaande gebouw uitgangspunt te zijn. Een gebouw, zeker een oud gebouw, heeft in de loop van zijn bestaan vaak vele functies gehad. Toch is het niet zo dat een gebouw voor alle functies te gebruiken is. Niet alle functies passen in elk gebouw: de architectuur van een gebouw mag niet worden aangetast door een te groot programma van eisen. Bij panden waarvan de architectonische waarde door eerdere verbouwingen is aangetast, moet het herstel van de architectonische waarden uitgangspunt zijn.

Bruggen
Bruggen zijn belangrijke elementen in het stadsbeeld van Amsterdam. Het verschil met gebouwen is dat bruggen vaak sneller worden vernieuwd. Dat vernieuwingsproces verloopt over het algemeen geleidelijk. Onderdelen worden vervangen zonder dat het totaalbeeld van de brug sterk wordt gewijzigd.

Op de waarderingskaart hebben alle bruggen, net als de gebouwen een orde. De monumenten hebben een orde 1, bruggen die nog grotendeels uit authentieke elementen bestaan hebben een orde 2, oude bruggen die grotendeels uit niet-authentieke onderdelen bestaan, en dus vervangbaar zijn, hebben een orde 3. Bruggen uit de periode 1940-1970 worden inmiddels ook van een ordewaardering voorzien. Geheel nieuwe bruggen zijn als nieuwbouw opgenomen.